Een nieuw perspectief op een oud paadje

Na een langdurig drukke periode in mijn voormalige werkomgeving wilde ik me voorbereiden op mijn start op een nieuwe werkplek. Mijn tussenweek viel samen met de start van de veertigdagentijd. Dat vond ik passend; je bereidt je voor op iets nieuws, en laat iets achter waarvan je weet dat het niet meer terugkomt. Je kijkt naar wat nooit meer terugkomt, en accepteert dat je nog niet weet wat je te wachten staat. Ik besloot deze tijd door te brengen in Abdij Nieuw Sion, de voorheen cisterciënzer abdij in Diepenveen, die een paar jaar geleden nieuw leven kreeg ingeblazen. Tegenwoordig is het een plaats en gemeenschap waar mensen dichter bij God, bij zichzelf, bij de medemens en de natuur kunnen komen door stilte en gebed, in een troostende routine. En thee, taart en kloosterbier. En een comfortabel dekbed. Precies waar ik behoefte aan had. Het werd een verrassend verblijf, met onverwachte wendingen.

“Als het niks met ‘m wordt, kun je altijd nog klooster Sion in.” Een gevleugeld grapje uit mijn jeugd. Ik werd halverwege de jaren ‘70 geboren in zo ongeveer de de laatste eengezinswoning in Deventer, vlak voordat je Diepenveen in fietst. Klooster Sion was een begrip. Je kwam er niet, maar je wist wel dat het er was. Een geïsoleerde situatie in de bossen, eigenlijk heel dichtbij. Overigens deed het feit dat het een mannenklooster was niets af aan het effect van het grapje. “Je kunt altijd nog Klooster Sion in.” Daar ging ik dan, bijna veertig jaar later. Met de bus vanaf Station Deventer, over de Raalterweg, en vervolgens een trippeltje door het bos. Niet omdat ‘niks met iemand was geworden’, maar om wat rust te vinden. Op een onbekende en toch vertrouwde plek. Poortwachter Wim leidde me naar mijn kamertje, en verwelkomde me met een korte rondleiding door het gastenhuis. Sleutels, lichtknopjes, wifi. The basics.

Vier diensten zijn er dagelijks in de kerkzaal. Acht uur ‘s ochtends, twaalf uur ‘s middags, zes uur ‘s avonds, half tien ‘s avonds. Voorspelbaar ritme, voorspelbare dienstopbouw. Zoals we die ook in Stadsklooster Rotterdam hebben, maar dan aanzienlijk vaker dan wij in de Prinsekerk. Bij de ingang naar de kerkzaal ligt een grote stapel dikke dekens. Het is flink fris in de zaal, en na een half uur stil zitten voel je in februari de kou eigenlijk tot op je botten. Toch deert het me niet. Het hoort bij een klooster. Je geniet van de eenvoud, je laaft je in routine, en je ziet even af - maar niet alleen. Want de gemeenschap is wat de warmte brengt, gevoed door geloof en verdieping. Toch wikkelde ik me in zo’n deken. En zong.

Sallandse roots

Op de avond voorafgaand aan de veertigdagentijd, vastenavond, nodigde Peter Dullaert, één van de initiatiefnemers van Abdij Nieuw Sion, het aanwezige groepje mensen uit om na de nachtdienst te genieten van een Sion kloosterbiertje. Ik haakte met plezier aan. Peter vertelde dat hij net van een bijeenkomst kwam, waar hij twee traditionele vastenavond-liedjes uit de streek had geleerd. Hij zong ze…en ik zong, na bijna veertig jaar, deze liedjes mee. “Jan, ‘t is vastenoavond, kumme nie weer veur vanaovond”. En het iets meer woke, maar toch even zorgelijke

“Foekepotterij, foekepotterij,
geef mij een centje dan ga ik weer voorbij
ik heb geen geld om een broodje te kopen
daarom moet ik met de foekepot lopen
foekepotterij, foekepotterij
geef mij een centje dan ga ik weer voorbij.”

Je weet dat je in Salland bent, als…

Een liedje dat eigenlijk best past bij weeskinderen uit een Dickensiaans verleden, bedenk ik me nu. Gelukkig bedacht ik me dat als zesjarig kind nog niet. Als veertienjarige dan weer wel. Maar dat wist ik toen nog niet. Gelukkig maar.

Op vastenavond is het in Salland sinds jaar en dag de gewoonte dat kinderen verkleed langs de deuren gaan. Liedjes zingen en bedelen om snoep. Ik deed dat ook als kind. Als fee of clown zong ik dan die liedjes, en met een grote zak (of kinderwagen vol) snoep gingen we dan al kauwend weer huiswaarts. Ik had de liedjes niet meer gehoords sinds 1982. Toch blijven dat soort haakjes in je geheugen zitten, blijkt. Ik was Peter Dullaert daar wel dankbaar voor. Het was een goed samenzijn op de late avond in de gezellige theeschenkerij, met kloostergebrouwen bier, liedjes, en gesprekken met bevlogen mensen uit de woongemeenschap. En een goede bijdrage van gastspreker Jan Stuyt, pastor (jezuïet) uit Amsterdam. Hij deelde zijn inzichten over waar goed gebed idealiter aan zou moeten voldoen in kloosterdiensten.

Zo’n kleine herinnering aan een liedje uit een onschuldig ver verleden maakte dat ik me thuis voelde. En mijn roots voelde. De volgende dag zocht ik deze op.

Tot stof zult gij wederkeren

Als Nederlands-Hervormd gedoopt meiske hadden we niet echt zichtbare rituelen, anders dan de kerstnachtdienst. Maar daar zag je niets meer van als je de kerk uit liep. Mijn katholieke buren haalden een askruisje op Aswoensdag. Die gelegenheid kregen we ook in Abdij Nieuw Sion, en ik besloot hier aan mee te doen. Niet omdat ik me ineens zo katholiek zou voelen, maar omdat het ritueel voor zoiets krachtigs en waars staat. '.. want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.’ We zijn maar eventjes hier op aarde. Je mag even je rol spelen die je in je aardse leven krijgt, met alle bagage die je al dan niet toebedeeld krijgt. En daarna lever je je pak weer in, en laat je los. Het relativeert gedoe van welke aard dan ook, en houdt je bescheiden, maakt je zorgvuldiger. Wakker, ook.

Die middag wandelde ik door de bossen naar begraafplaats Tjoenerhof, waar mijn moeder inmiddels drieëndertig jaar begraven ligt. Er kan enorm veel gebeuren in drieëndertig jaar, wisten wij allen al uit het Nieuw Testament. Maar dit gegeven krijgt wel een verse dimensie als je zelf ouder wordt. Dat je zelf drieëndertig jaar terugscrollt in de tijd, en je nog prima herinnert hoe je toen als veertienjarige naar de wereld keek. Naar je moeder keek. Verlies voelde. Ik keek toen in ieder geval niet drieëndertig jaar vooruit. Ik denk dat God mensen daar tegen beschermt. Zodat je het wél kunt aangaan, wat het ook mag zijn.

Het was de eerste keer ooit dat ik de begraafplaats vanaf de andere kant van bos benaderde. Dat was ook wel passend, voelde ik. Een nieuw perspectief op iets vertrouwds, in een nieuwe levensfase. Inmiddels zijn alle oudere generaties van onze familie overleden, en zijn wij ‘als volgende aan de beurt’. Ook dat houdt me bewust van levenskeuzen. En van het perspectief dat je kiest in je leven. Want wat er ook mag gebeuren…waar je invloed op hebt, is hoe je er ermee omgaat, en waardoor je je laat leiden.

De buschauffeurs staakten die dag. Ik liep terug, half in het donker. Een verre wandeling door de kou, door bossen, door het dorp, en langs voorbijrazende auto’s en trucks op de Raalterweg. Ik besloot er liedjes te zingen.

Uiteindelijk kun je overal in de schepping, zelfs langs asfalt, je in een kerk voelen.

Ik kwam terug in het donker, en na de waterkoude wandeltocht langs de provincialeweg genoot ik van het stille bos.

Eenmaal terug in het klooster had ik fijne gesprekken met medebezoekers. Een psycholoog die er ook even tussenuit wilde. Een mantelzorgende die er begrijpelijkerwijs even doorheen zat. Een vrouw die naar haar zeventigste verjaardag toe leefde. Een jong stel dat een pionierskerk in Limburg wil opzetten. Leuke, verschillende mensen. We hadden verbinding, en het was goed.

Als kers op de taart verzorgde poortwachter (en kloosterbibliothecaris) Wim een geweldige rondleiding door het oude kloostergebouw, de kerkzaal, de refter, de bibliotheek, de abtskapel, de moestuinen, de brouwerij, en de indrukwekkende omloophaag rond de akker.

Abdij Nieuw Sion is een plek waar je als mens, kloosterling of zoekende rust vindt, en verdieping als je het toelaat.

Jojanneke van den Bosch


Vorige
Vorige

Stilte na het stemmen

Volgende
Volgende

Opladen in de stilte en het ritme van het klooster